Verslaving als geschenk » Blog Archive » verslaving en verder leven……..(notitie)

verslaving en verder leven……..(notitie)

Posted by Dees on oktober 30, 2009
Geen rubriek

Nota: verslaving en verder leven – professionele behandeling en zelfhelp / oktober 2009; auteur Mr D.B.W. Postma – Amsterdam – Spinhuissteeg 5 c, 1012 CJ – dees.postma@xs4all.nl

Verslaafd en wat dan verder?
In de wereld van verslaving – eerst als patient in een kliniek en aansluitend als deelnemer aan wekelijkse zelfhelpgroepen – loop ik nu zo’n 41 jaar mee. De kliniek was ‘de‘ Jellinek in Amsterdam – de groep: AA en later Buitenveldertgroep.

Mijn verblijf in de kliniek, in 1968, duurde drie maanden en heb ik ervaren als een periode van wedergeboorte, dwz ik vond daarin een nieuwe start voor alle aspecten van mijn bestaan. Ik was 35 jaar – weggelopen uit mijn gezin (2 kleine kinderen), idem uit mijn advocatenkantoor waar ik mij (eveneens) onmogelijk had gemaakt en min of meer verscholen terecht gekomen in een absoluut eenzaam flatje op de zevende verdieping van een groot complex in Vlaardingen… Dank zij de AA werd mij de weg naar de kliniek geboden en de combinatie van die twee bleek voor mij de juiste formule om met een nieuwe start inhoud en vervolg aan mijn bestaan te geven, waarbij de kwaliteit van mijn leven in alle opzichten tot ontwikkeling kon komen. Ik heb daar met volle teugen(?!) van genoten. En doe dat nog steeds.

Inmiddels ben ik 77 jaar en prijs mij gelukkig met de wending die mijn leven aldus heeft genomen terwijl dat proces ‘heel gewoon’ onverminderd doorgaat: onafgebroken zit ik wekelijks aan tafel in de zelfhelpgroep, krijg daar nieuwe energie en ervaar mijn bestaan als sensatie. Dat gaat dus niet vervelen: telkens verheug ik mij vooraf op de ontmoeting en evenzo vaak keer ik na afloop geinspireerd terug naar huis. Iedere keer weer een unieke ervaring rijker! En overigens moeilijk uit te leggen. Niettemin probeer ik het in deze notitie, want ik geloof dat dit soort ervaringen ook voor andere mensen nuttig kan zijn bij het invullen van hun eigen levensloop.

Waar draait het eigenlijk allemaal om? Het ging bij mij om wezenlijke ontwikkelingen in mijn leven. En dan bedoel ik niet alleen maar het oplossen van problemen, maar eigenlijk het hele leefpakket, inclusief het kunnen genieten en vooral ook het ontdekken van de schoonheid van het bestaan. Veel valt niet in te schatten of te voorspellen. Aldus ben ik in zekere zin een soort verwonderde getuige van m’n eigen levens-script. Misschien ook dat ik, en dat geldt wellicht voor iedereen, wordt aangestuurd door krachten, die weliswaar (mede) uit mezelf komen, maar ontstaan, vooral wat betreft de eerste aanzet, in je diepste binnenste, daar waar nog geen sprake is van bewustzijn. Al naarmate die energie tot ontwikkeling komt en tenslotte je bewuste nivo bereikt, kom je op ‘t idee: he, dat zou ik wel eens kunnen ondernemen!! – en dan heb je het dus over je eigen actie die kennelijk al veel langer onderhuids binnen jezelf bezig was te ontstaan! Nogal sensationeel vind ik zelf. Natuurlijk zijn dit soort geheimzinnige ontwikkelings-processen in je diepste ‘zelf’ ongelofelijk spannend en zeker ook verrassend – en ik begrijp best dat veel mensen (mede) hieruit het bestaan van ‘hogere machten’ menen te kunnen afleiden of zelfs bewijzen. Persoonlijk doe ik daar niet aan mee, want ik heb absoluut niet de behoefte alles te kunnen verklaren. Eigenlijk vind ik het juist fantastisch dat bepaalde aspecten van ons bestaan, en misschien wel de belangrijkste (!), door ons niet kunnen worden ontrafeld – terwijl ik anderzijds ook weer heel goed begrijp dat nieuwsgierige wetenschappers altijd ijverig langs die rafelranden blijven speuren en onderzoeken, ook dat is natuurlijk volstrekt legitiem – en het moet gezegd: door de tijd heen wordt veel, resp. steeds meer, ‘ontrafeld’ en daar heb ik dan ook weer groot respect voor…. Kortom, alles bij elkaar blijft het bestaan uitermate boeiend en in beweging. De snelheid van die beweging lijkt bovendien voortdurend toe te nemen. Steeds minder verschijnselen en geheimen blijken werkelijk de tand van de tijd te kunnen weerstaan. Permanente waarden komen dan op de tocht te staan. En dat is behoorlijk wennen, zeker naarmate je ouder wordt. Dan is het vaak niet eenvoudig te volgen wat een enorme invloed de voortsnellende technische vindingen hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van communicatie en gezondheid, om maar enkele gebieden te noemen. Zeker in het proces van ouder worden kan dat spanningen geven. Waar de techniek bijvoorbeeld (nieuwe) levensverlengende perspectieven kan bieden, kan de mens zelf de voorkeur geven aan het zelf kiezen van het moment om met dat alles te stoppen. Dit kan tot botsingen leiden. Want kennelijk worden veel mensen aangestuurd, resp. bepaald door wetten, geboden, kortom regels, welke stammen uit tijden waarin de huidige technische mogelijkheden heel gewoon ontbraken. En zolang de samenleving blijft werken met normen uit voorbije tijden, ontstaan haperingen en spanningen ten opzichte van de plotselinge opties vanuit de nieuwe tijd. In ieder geval leidt dit alles tot herorientatie. Zelf ervaar ik dit soort dilemma’s als zeer inspirerende momenten in het leven, zolang dat je is gegeven. Dan ontdek je ook dat de veelheid van nieuwe (technische) vindingen enorme effecten heeft op oude normen. Zo komen bijvoorbeeld begrippen als levensbeeindiging, privacy en in het verlengde daarvan de (veronderstelde) anonimiteit in een geheel nieuw daglicht te staan. Ik kom hierop in deze notitie nog terug (zie pag. 5).

Zoals eerder opgemerkt: toen ik er uiteindelijk aan toe was, heb ik gulzig (want in dat opzicht ben ik niet veranderd!) en met beide handen de verschillende vormen van hulp aangegrepen en daarvan ten volle genoten. Het leverde mij unieke ervaringen op, misschien juist ook omdat dat hele proces nog steeds gewoon blijft doorlopen, dwz vanaf mijn eerste contact met de hulpverlening (1968) tot de dag van vandaag (2009). Vanuit mijn persoonlijke ervaring op dit gebied, wil ik graag nu trachten een en ander wat uitvoeriger te beschrijven in de hoop dat sommige andere mensen daar iets aan kunnen hebben.
—————————————————–

2. De hulp: verhouding professionele hulp ten opzichte van zelfhelp.

2.1. De professionele hulp (de kliniek en later wekelijks contact met ‘de’ psychiater..)
a. de kliniek.
Dank zij bemiddeling van een dierbare neef, die zich tevens ontpopte als deelnemer aan de AA, kwam ik in april 1968 vanuit Rotterdam als patient terecht in de Jellinek-kliniek. Deze was toen nog gelegen aan de Keizersgracht, vlakbij de Vijzelstraat in Amsterdam en bood plaats aan ongeveer 40 mannen, terwijl vanuit die vestiging ook het toenmalige ambulante werk voor alcohol-patienten werd uitgevoerd. Al met al was het in zekere zin een drukke bijenkorf, waar een bepaalde sfeer en gezelligheid haast tastbaar waren, zodat het biljart op de eerste verdieping met zit-banken en toeschouwers erom heen eigenlijk een verlengstuk leek van het voor menigeen overbekende (Carmiggelt-achtige) cafe-biljart. En zo was het eigenlijk ook wel bedoeld, denk ik. O ja, we hadden een verdieping hoger 0ook nog een speciaal ingerichte kamer: de ‘Bill’s Room’ = en poging van de toenmalige directeur om een aa-achtige sfeer in de kliniek aan te bieden, in de hoop dat ook de amsterdammers zich de ‘wonderen’ van de AA zouden willen laten aanleunen. Dat is toen nooit echt gelukt…..; wie weet is de huidige tijd wezenlijk anders? Ter informatie: de naam Bill staat voor de amerikaanse oprichter van de beweging van AA (Anonieme Alcoholisten). Deze komt later in dit artikel nog verder ter sprake.
De ‘kuur’ die ik mocht gaan volgen betekende een opname van minstens 3 maanden: eind juli mocht ik weer gaan. In de kliniek werd ik keurig aangesproken met ‘heer Postma’ – gewoon een van de vele patienten, waarvan ik mij nu nog een paar anderen herinner, allemaal voorzien van de aanspreek-titel ‘heer’ – de een was tram-conducteur (geweest) tot het moment dat hij met zijn geldtas in een cafe stapte en zich aldaar op kosten van de gemeenschap liet vollopen – had trouwens een keurige dubbele achternaam – de volgende was een ex-prof-bokser, zeer bekend en geliefd – een derde een bijzonder sympathieke belg, advocaat van beroep en tevens deken van de plaatselijke orde – in amsterdam opgenomen teneinde alle overbodige rumoer en publiciteit in eigen land te voorkomen; schaamte en scha(n)de alom = ik kom daarop later terug. Trouwens, nu ik dit opschrijf, komen langzamerhand ook veel gezichten van andere mede-patienten terug in mijn herinnering – net zo goed als de dierbare broeders/verpleegkundigen/allemaal mannen – dat ging zo in die tijd – het fenomeen vrouw was gewoon in deze mannen gemeenschap afwezig, afgezien van de adjuct-directrice en de meeste maatschappelijk werkers – maar die stonden ook boven de wet. De merendeel van de rest was dus min of meer man – kennelijk wel zo rustig wat betreft sexuele oprispingen, dacht de directie – daarbij vergetend dat er (dus) ook nog eens behoorlijk wat homo’s in de gezondheidszorg rondlopen – en deze kliniek was daarop geen uitzondering. Dat kreeg ik pas later in de gaten. Zoals meer van dat soort dwaal-redeneringen. Maar het was wel zo. Terwijl ik dit schrijf, realiseer ik mij eens temeer dat sedertdien onze samenleving, op bepaalde gebieden, behoorlijk en in de goede richting is gaan ontwikkelen. Hierbij moet je overigens oppassen niet te generaliseren. Want in andere sektoren is dat dan weer helemaal niet zo. Voor dit moment wil ik mij echter beperken tot een poging helderheid te scheppen omtrent veelal belemmerende begrippen als schaamte en anonimiteit, welke men in het kader van verslaving helaas maar al te vaak aantreft en dien mij dus te hoeden voor, overigens verleidelijke, associaties omtrent zij-wegen!
Hoe verschillend mensen ook mogen of willen zijn: eenmaal patient geworden in de kliniek, en dat gold zowel voor ‘de Jellinek’ als voor de ‘Valerius’, bestond er onderling, dus tussen de patienten, geen enkele belemmering ten aanzien van ieders identiteit. Dat gebeurde veelal woordeloos, logisch en in hoge mate bepaald door de gegeven situatie. Overdag kan je elkaar, lopend, nog enigszins uit de weg gaan, resp. op afstand houden. Je gaat immers niet bij elkaar op een stoel zitten. Maar de nacht brengt daarin onherroepelijk verandering: de bedden staan misschien een halve meter van elkaar af, eenmaal in bed zie je elkaar liggen, hoor je elkaar snurken, omdraaien, winden laten, hoesten, rochelen, associatieve bewegingen maken, in de slaap mompelen of luidkeels praten om nog maar te zwijgen over de luchten die vanonder de dekens/lakens ontsnappen en zich met elkaar vermengen tot een merkwaardige haast tastbare brei-achtige-wolk van ‘gemeenschappelijkheid’, die veelal ook nog overdag zich niet door open ramen laat wegtochten en daardoor in hoge mate bepalend is voor het ontstaan van een ‘patientengroep’, terwijl eenieder tegenover de ‘echte’ buitenwereld wel degelijk problemen had om open kaart te spelen, behalve natuurlijk de echte recidivisten, die ten opzichte van de buitenwereld niets meer hadden op te houden of te verliezen. Hoe dan ook. Binnen de muren van de kliniek heetten we allemaal ‘heer’ te zijn! Niemand was anoniem. Er leken geen geheimen te bestaan. En bovendien, je zult het niet geloven: ik heb van die periode genoten. Ik was er kennelijk aan toe. Mijn ‘gewone’ leven stond op z’n kop. In de buitenwereld was ik vastgelopen en nu kreeg ik een nieuwe kans. Zo voelde dat. En die wilde ik met beide handen grijpen. En dat heb ik ook gedaan. En het leverde mij bovendien gratis ook zeer concrete herinneringen op die ik waarschijnlijk tot mijn laatste ademtocht zal onthouden – een voorbeeld: tijdens mijn opname in ‘de Jellinek’, zoals deze kliniek werd genoemd, bevond zich onze slaapzaal, waar meer dan 30 bedden stonden, op de begane grond met ramen aan de achtertuinzijde van het gebouw. En zo kon ik op enig moment gadeslaan hoe een van de patienten ‘s nachts geheel gekleed via dat raam het pand verliet, uren later weer terugkwam en het restant van de nacht in bed doorbracht. Later bleek het om een taxichauffeur te gaan, die aldus de nachtelijke uren gebruikte om extra, hoogst ongetwijfeld ‘zwart’, inkomen te verwerven. Niemand hield hem tegen en het enig opvallende was dat hij overdag nogal slaperig zat te suffen. Maar dat gold ook voor veel anderen. Bovendien heb ik daar dus weer leren lachen. Ook weer mateloos. Bevrijdend. Vaak op het nivo van de kleuterklas. Maar niettemin.
De voorgaande opmerkingen nalezend, realiseer ik mij opeens dat daarin geen enkele opmerking staat als antwoord op de (terechte) vraag of en zo ja, in hoeverre zo’n opname het beoogde effect kan hebben opgeleverd. Mijn antwoord op zo’n vraag zou zonder enige aarzeling volmondig ‘ja’ hebben geluid. En nog steeds. Dit bleek in de praktijk voor mij zo vanzelfsprekend dat ik dat aspect haast zou vergeten. Want: zowel in de Valerius als de Jellinek heb ik op een vanzelfsprekende wijze met absoluut vertrouwen mij overgegeven aan deze voor mij geheel nieuwe werelden, waarin ik ‘mocht’ zijn, waarin ik mij welkom voelde, beschermd ook, niet meer opgejaagd, tot rust en bezinning kon komen, tijd kreeg om ‘niks’ te doen, resp. hanteerbare opdrachten kreeg te vervullen, zoals het corvee om de trap in de kliniek eens per dag aan te vegen, ruimte kreeg om mezelf terug te vinden, resp.te ontdekken, hetgeen zeker ook gebeurde toen een mede-patient in de gesloten afdeling van de Valerius mij schaken leerde, terwijl hij mij voortdurend waarschuwde voor geheimzinnige figuren die achter mijn rug ons bedreigden, hetgeen hem niet verhinderde mij kansloos van het bord te vegen. Telkens wanneer ik deze herinneringen toelaat, moet ik mijzelf afremmen. De neiging bestaat te vervallen in een eindeloze rapportage van vele van dit soort herinneringen. Ik kan mij voorstellen dat niemand daarop zit te wachten. Dus ik moet mij, voorlopig, beperken. Waar ik een opmerking aan wil toevoegen. Al die gebeurtenissen staan in mijn geheugen gegrift, incl. de gevoelens die mij daarbij vervulden. Ze zijn, geloof ik, in hoge mate bepalend geweest voor het ontwikkelen van een relativerend vermogen ten aanzien van mijn eigen zorgen en hebben mij enorm geholpen zelf op de been te komen, incl. het ontwikkelen van bijzonder positieve gevoelens ten aanzien van de hele wereld van hulpverlening en de kans welke je als patient/client daarin wordt geboden. Kortom, ik doe niet mee aan m.i. contra-productieve kritiek op deze steun-kaders in onze samenleving.

b. de psychiater.
Een aantal jaren na mijn Jellinek-opname, inclusief een intensieve ‘nazorg-periode’ kreeg ik sterk de behoefte mij nader te orienteren ten aanzien van een aantal ‘rest-problemen’ waar ik voortdurend tegenop liep. Zaken waar ik mijn wekelijks groeps-contacten niet mee wilde confronteren. Maar die ik ook niet wilde laten liggen. En toen ben ik gaan zoeken en had (alweer) geluk. Ik vond een vrij gevestigde op fiets-afstand bereikbare zeer geroutineerde psychiater, bereid met mij aan de slag te gaan. Dat draaide uit op een wekelijks contact dat een ideaal vervolg opleverde op het afgesloten Jellinek-traject. Ook dit heeft weer een ruim aantal jaren mogen duren. Dit, in combinatie met de wekelijkse zelfhelp groeps-avond, heb ik ervaren als een ideale formule om langzamerhand de nodige nieuwe structuur in mijn leven te ontwikkelen en werkelijk wortel te doen schieten. Intuitief heb ik naar die formule gezocht en ben nog steeds uitermate gelukkig deze aldus te hebben gevonden. Kort gezegd: stoppen met je verslaving is op zichzelf niet ingewikkeld, maar datgene wat daarop volgt, dus de rest van je leven, moet wel een werkelijke en geheel nieuwe basis krijgen, zoniet dan kan je makkelijk uitglijden en eerlijk gezegd zie je dat in de praktijk ook veel gebeuren. En misschien heeft dat te maken met het gevoel dat veel mensen na een behandeling ontwikkelen: ik ben behandeld en dus nu ‘beter’ – en dat is altijd een betrekkelijk ‘linke’ veronderstelling; dat blijkt in de praktijk in ieder geval heel vaak.       

2.2. Zelfhelp: resp. AA en Buitenveldert.
Ontstaansgeschiedenis.
Mijn kennismaking en aansluitende ervaring met AA begon ook in april 1968, dus viel min of meer samen met mijn opname in de Jellinek-kliniek. Deze zelfhelpbeweging (Alcohol Anonymous) ontstond in het zuiden van de USA, binnen de kring van christelijk gelovigen. Dat gebeurde in 1935. Het betreft een zeer specifieke, en bijzondere vorm van hulp. Deze is gebaseerd op het onderlinge kontakt tussen ‘lotgenoten’, die op basis van het gezamenlijk AA-programma, zichzelf en elkaar oefenen in het ontwikkelen van het vermogen om te stoppen met de eigen verslaving en aansluitend het invullen van een nieuw leefpatroon, waar geen plaats meer is voor die vroegere verslaving! Van belang is hierbij dat deze beweging naadloos aansloot bij de noden van die tijd. Die betroffen de schade door overmatig alcohol-gebruik. Dat leidde in die tijd tot de belangrijkste soort verslaving, cq maatschappelijke schade. En daarmee liep in de USA deze activiteit chronologisch voor op de professionele hulp. In Europa was dat precies andersom. Daar ontstond omstreeks begin 1900 de hulp voor verslaafden vanuit het strafrecht, dwz de reclassering van justitie-klanten, die teveel dronken. En daar ‘landde’ de AA pas na de 2e wereld-oorlog: in 1947 startte de eerste AA-groep – ‘toevallig’ ook in de amsterdamse Jellinek-kliniek, geinitieerd door de toenmalige directeur, Dr H.J. Krauweel, een toegewijd promotor van die beweging en niet in de laatste plaats een dierbare vriend van Bill W, een van de amerikaanse oprichters van AA. Het is van belang deze verschillen goed in het oog te houden, zulks teneinde te kunnen begrijpen hoe en waarom de ontwikkeling van de verslavingszorg tussen de USA en Europa zo sterk verschilde en dat in zekere zin nog steeds doet.

Al meteen bij mijn eigen opname in de kliniek ontstonden, naast het contact met de mede-patienten en behandelaars, andere contacten. Dat betrof mensen die niet waren opgenomen maar vaak op bezoek kwamen en alleen maar voornamen leken te hebben. Zij hadden iets te maken met de hiervoor genoemde beweging van AA. Zo leerde ik Guus en Louis kennen. De eerste, een boom van een kerel, gouden tanden (idem hart), zwarte haren, handen als kolenschoppen, een ras-jordanees; de tweede, Louis, ex bank directeur, klein, tenger, een echt heertje. Zij opereerden meestal samen, waren de beste vrienden, hadden beiden duidelijk het gevoel het leven te danken te hebben aan de combinatie van kliniek en AA. Beiden genoten van hun ‘nieuwe’ leven, zonder drank. Beiden ook rookten als schoorstenen, zijn ook beiden overleden, trouwens zeer tevreden, aan longkanker, naar mijn idee te jong, en waren bij het uitblazen van hun laatste adem, nog steeds buitengewoon blij en tevreden met hun onverwachte nuchterheid aan het einde van hun bestaan. Happy sobriety heet dat dan in goede AA-stijl. Deze mensen hebben mij vanaf het begin van mijn kliniek-opname enorm gesteund. Zij hadden vrij entree in de kliniek, bijvoorbeeld om mij en anderen te bezoeken, hadden daar vroeger zelf ook als patient gezeten en blijkbaar vervolgens buiten de kliniek ‘gewoon’ een compleet nieuw, zelfstandig, bestaan ontwikkeld. Zij maakten mij bovendien nieuwsgierig met hun verhalen over ‘de groep’. Dus, zodra ik weer op m’n benen kon staan, ben ik ook zelf begonnen daar wekelijks heen te gaan. De eerste keren opgehaald door mijn ‘nieuwe vrienden’, later zelfstandig.
Zo ontstond mijn contact met AA: wekelijks in een, toen nog zeer rokerig, zaaltje ‘ergens’ in Amsterdam. Ik bleek daar de enige vanuit de kliniek-bevolking, waar de interesse voor ‘de groep’ ontbrak. Daarover heb ik mij in die tijd al verbaasd. Mijn collega-patienten, waar ik het overigens bijzonder goed mee kon vinden, waren stuk voor stuk afwerend tegen iedere suggestie wat de AA betrof en gekluisterd aan de gemeenschappelijke kliniektelevisie, waarop steevast de boeiende(?) uitzendingen van Swiebertje ieders aandacht opeisten, terwijl buiten die (Swieber-)uren de energie zich richtte op en rond het gemeenschappelijk biljart, waar eenieder zich kon wentelen in de alom bekende cafe-achtige gezelligheid, incl. de daaraan verbonden associaties…. In die situatie heb ik toen goed gezien en onthouden dat de afwerende houding ten aanzien van ‘de groep’ absoluut niet werd aangemoedigd door medewerkers van de kliniek zelf. Dat wordt nogal eens verondersteld. Maar dat is dan ten onrechte. Ik heb dit verschijnsel (d.w.z. de redenering van veel mede-patienten: ‘die groep is niks voor mij’) altijd onbegrijpelijk gevonden. Het enige waarmee ik die houding een beetje kan vergelijken, is de inmiddels ook al weer gepasseerde periode van de verplichte diensttijd, die ik zelf ruimschoots heb mogen meemaken. Ook daar betrof het een min of meer gemankeerde ‘mannen’-gemeenschap, niet op basis van vrijwilligheid, zonder duidelijk doel, afgezien van de verplichte aanwezigheid, en met een onuitgesproken nauwelijks bedwingbare neiging tot bedekte sabotage tegen de autoriteit van de leiding. Beide situaties heb ik langdurig meegemaakt en de gemeenschappelijke patronen zijn mij bijgebleven en in dienst heb ik daaraan volop meegesaboteerd. Het is alsof mensen dan infantiliseren. Zelf was ik daarin geen uitzondering, eigenlijk tot de zin van de kliniek-opname tot mij doordrong, maar daar had ik wel tussendoor een kort heftig delirium met dwang-opname in een gesloten systeem voor nodig. Wellicht vragen mensen zich af of ik dit nu ook allemaal zo moet benoemen. Toch wel, geloof ik, want er is niet voor niets een boek geschreven onder de naam ‘crisis als kans’, en die ervaring heb ik zelf tenslotte ook mogen beleven. Want ik begreep ook pas op dat moment hoe zo’n crisis een positief wondermiddel blijkt te zijn. Eigenlijk begon toen pas mijn echte inzicht. Dus, toen ik plat gezegd psychisch en sociaal echt helemaal aan flarden lag: met ‘de kop op het blok’, zoals Guus dat uitdrukte, of wel: zoete koekjes worden in dit verband niet gebakken! In zekere zin zit hier wel een wat ontnuchterende ‘les’ in: de verslaafde heeft de absolute ondergang nodig voordat inzicht en begrip ontstaan, die nodig zijn voor herstel. En dat is dan wel een zeer “narrow escape”! Erger is, dat het lang niet eenieder is gegeven die absolute ontreddering te ervaren en te overleven. Meestal worden patienten in een eerder stadium opgevangen. Misschien door premature hulpverlening. En op zich lijkt dat dan heerlijk, want je word dan immers voor groter onheil gespaard. Helaas, voeg ik daaraan toe: je mist tegelijk de meest indrukwekkende en helende ervaring van de absolute ondergang, zoals ik hiervoor probeerde duidelijk te maken. En tegelijkertijd zal ik nooit vergeten hoe anderen, ook goede vrienden van mij, die ondergang letterlijk tot op het bittere einde hebben mogen meemaken, maar dat bleek dan ook weer, net een stap te ver. Daarom: ik heb gewoon mazzel gehad en dat mag ook wel eens een keer worden gezegd.

Buitenveldert-groep.
De Buitenveldert ‘beweging’ is ontstaan uit een amsterdamse AA-groep. Niet vanuit een verzet tegen die manier van werken of denken. Maar heel gewoon omdat mensen met andere verslavingen dan drank daar niet mochten aanschuiven. AA is internationaal goed georganiseerd. De centrale aansturing vindt plaats vanuit New York. En op enig moment heeft dit orgaan bepaald dat zelfhelpgroepen binnen die structuur zich dienen te beperken tot een soort verslaving; dus AA voor alcohol, DA voor drugs, dus geen verwarring tussen de verschillende middelen. Kortom, geen andere verslavingen in onze Amsterdamse AA-groep. Hierop hebben ‘wij’ met een aantal gelijkgestemden, de AA-groep verlaten en vervolgens de Buitenveldert-groep opgericht waar alle soorten/varianten verslavingen welkom zijn. Dat is intussen ook alweer enkele tientallen jaren geleden, maar voor de volledigheid van dit overzicht wel nuttig dit ook hier te melden.

3. Belemmeringen: angst, schaamte, schuld, schuilen….
3.1. Schuld(-gevoel).
Nu, na al die jaren, begin ik mij te realiseren dat werkelijk herstel na enige verslaving aanzienlijk minder simpel is dan ik zelf aanvankelijk heb gedacht. En kennelijk ben ik niet de enige die zich lang heeft vergist. Waarschijnlijk, althans dat begin ik te vermoeden, zit de eerste verkeerde taxatie al bij het woord ‘herstel’. In dat woord zit een addertje onder het gras. Herstel betekent letterlijk immers: terug naar ‘de oude situatie’: en dat impliceert de veronderstelling dat die oude situatie gezond was. Iets in de geest van: je breekt je been, het wordt gezet en groeit weer terug zoals het vroeger was. Dat is terug naar de oude situatie. Dat geldt meestal wel voor zo’n beenbreuk (geloof ik), maar bij een verslaving ligt dat waarschijnlijk fundamenteel anders. Misschien niet altijd. Maar in het algemeen wel, denk ik.
Het woord ‘herstel’ is wellicht eigenlijk gewoon niet geschikt om te gebruiken voor de situatie waarin mensen hun verslaving trachten te beeindigen en over te schakelen op een andere invulling van hun leven, met name zonder verslaving/dwangmatig gedrag. In dat geval is herstel van de oude situatie, weer heel eenvoudig vragen om de moeilijkheden die eerder tot het latere (destructieve)gedrag, de verslaving dus, hebben geleid. Kortom, er valt niets te herstellen. Je moet namelijk ‘heel gewoon’ als ‘t ware een nieuw leven creeeren. En dat is geen eenvoudige opgave.
Er komt dus iets anders bij dan ‘alleen maar’ stoppen met je gebruik. Helaas heb ik ook daarvan voorbeelden meegemaakt waarvan mij de kouwe rillingen nog over de rug lopen. Zo was er ‘ome Jan’, jaren trouw bezoeker van de groep. Toen ik voor het eerst daar kwam, was hij al een van de ouderen, steunpilaar van de groep en jaren zonder drank. Maar ook zag ik dat zijn nagels tot op het bot waren afgebeten. Hij werd vaak publiekelijk naar voren geschoven als succes-voorbeeld van AA. Kreeg ook een publieke huldiging incl. koninklijke onderscheiding tgv zijn tien-jarig ‘nuchtere’- jubileum + toespraken en een groot feest. Ik mocht veel contact met hem hebben. Samen gingen we op stap naar andere groepen of vergader-bijeenkomsten. En hebben onderweg natuurlijk veel afgekletst. Daardoor wist ik dat hij permanent gebukt ging onder zijn eigen gevoelens van schuld en schaamte omtrent zijn verleden. Met name had hij gefaald tegenover zijn gezin. Vond hij. Ook hij was een zware roker. Dus ook hij kreeg longkanker en vervolgens zo’n dorst dat hij vanuit zijn ziekbed, zijn teleurgestelde vrouw weer dagelijks naar de slijter stuurde en per saldo binnen de kortste keren volledig afgebrand overleed. Volstrekt logisch. Maar bitter. Het blijft een merkwaardige paradox. Dit was moeilijk uit te leggen tegenover AA-nederland. En dat gebeurde dus ook niet. Ik noem het hier echter wel als sprekend voorbeeld van de destructieve werking van schuldgevoel. En eerlijk gezegd, dat krijg je automatisch zolang je naar je eigen verleden kijkt met spijt, wroeging en eigenlijk onderdrukte agressie. En dan moet je tot overmaat van ramp tegenover de buitenwereld ook nog eens de bekeerde zondaar gaan uithangen en melden dat je vroeger zo’n boef en smeerlap was, maar nu oppassend en berouwvol. Een misselijk makend plaatje. Maar voor veel mensen niet ver van de werkelijkheid.

Mijn reactie toen, en nu nog steeds, is: echt afrekenen met een verslaving beperkt zich niet tot het stoppen met een bepaalde, specifieke vorm van dwanggedrag: je hele leefprogramma moet op de schop, anders kan je na enige tijd dreigen om te komen, bijvoorbeeld in de negatieve energie van je eigen schuldgevoel dat achteraf vrijkomt. Waarbij ik voor de goede orde tevens aanteken, dat je in dit soort situaties natuurlijk wel kunt pogen eerder gedaan onrecht of gemaakte fouten te herstellen. Dat is trouwens een gewoon onderdeel van het herstelproces en ook nog eens een programmapunt van het AA-programma. Alleen is het wel aan te raden vervolgens ook een punt achter je eigen schuldgevoel te zetten. En daarmee jezelf en je omgeving te bevrijden. Klinkt heel eenvoudig. De uitvoering blijkt vaak minder simpel. Maar wel nodig….

3.2. Anonimiteit.
Bij de AA kwam ik in aanraking met de gewoonte elkaar met de voornaam aan te spreken en bovendien dat de bindende factoren tussen deze mensen waren en zijn: ‘de groep en het programma’, inclusief datgene wat in en tijdens de groep aan tafel wordt gezegd: dus geen achternamen, geen adressen, eigenlijk geen personalia….. Dat was eigenlijk een ander soort communicatie, dwz het begrip anonimiteit, kennelijk bedoeld om ruimte te scheppen voor de deelnemers en om te voorkomen dat zij teveel met nieuwsgierige neuzen in elkaars prive-leven zouden gaan grasduinen – kortom, een formule om elkaar op afstand te houden, resp.te voorkomen dat deze ontmoetingen zouden ‘ontaarden’ in de gebruikelijke sociale contacten. Ik kon mij daar wel wat bij voorstellen. Plaatste dat automatisch in de sfeer van het strafrecht, waarin ik vroeger voor een deel mijn beroep had uitgeoefend. Anonimiteit wordt immers in het strafrecht als algemeen beginsel gehanteerd. De betrokkenen, d.w.z. de verdachten, worden in beginsel slechts met hun initialen genoemd. En de verbindende factor tussen verslaving en strafrecht is bovendien heel eenvoudig te benoemen: dat zit ‘m gewoon in het feit dat de zorg voor mensen met verslavingsproblemen, en dat betrof in die tijd uitsluitend mensen met drankproblemen, ook internationaal, van oorsprong valt onder het Ministerie van Justitie – men vond in die tijd dat het hier niet allereerst gezondheidszorg betrof, nee, het waren pogingen om binnen het kader van dwang (lees: het strafrecht), de betrokkenen (dwz de verdachten, de daders of hoe je ook wilt noemen) tot een ander, dwz gezonder gedrag te dwingen, resp. te heropvoeden. Onder verantwoordelijkheid en op kosten van het Ministerie van Justitie werden derhalve rondom de eeuwwisseling van 1900 opgericht de Medisch Consultatie Bureaux voor Alcoholisme. Dat was ook logisch, immers in die tijd werd verslaving gezien als verwijtbaar, zondig gedrag. Vanzelfsprekend waren die MCB’s ook reclasseringsorganisaties, bekostigd door Justitie. Conform de gerechterlijke indeling kwam een MCB in ieder Arondissement. En als je kijkt naar de bazen, lees bestuursleden, uit die tijd, dan waren dat veelal vertegenwoordigers uit de sektoren van de kerk, (pastores en dominees), de staande en zittende magistratuur (rechters en Officieren van Justitie) en tenslotte de gezondheidszorg de GGD’s.
Tegen de hiervoor summier geschetste historische achtergrond, is het m.i. begrijpelijk dat het begrip ‘anonimiteit’ haast automatisch de wereld van de verslaving kon insluipen. Dit komt immers ook letterlijk overeen met de binnen het strafrecht nog steeds bestaande gewoonte om verdachten slechts te benoemen middels hun initialen, d.w.z. de eerste letters van hun voor en achternaam. Intussen is de verslavingszorg in naam wel boven die ‘zondige’ sfeer uitgetild (zou je denken) en dan zou je mogen veronderstellen dat dit ook gepaard zou gaan met een zekere emancipatie van zowel de ziekte als de patient. Zover is het echter (nog) niet. Nog steeds is sprake van anonimiteit en van een wat kinderlijk aandoende schaamte en schroom om je duidelijk zo gevoelde ‘zwakheid’ aan de buitenwereld te tonen, althans te erkennen.

Na de behandeling begint (weer) ‘het gewone leven’……
Aansluitend op mijn eigen opname, eind 1968, kreeg ik werk in Amsterdam en, toeval bestaat niet, in de directe nabijheid van de Jellinek-kliniek. Ook al weer een mirakel. Bovendien leerde ik al meteen bij de sollicitatie naar die baan hoe de wereld tegen je aankijkt na zo’n ervaring. Want bij het eindgesprek, waar ik mijn net afgeronde opname in de Jellinek zonder omwegen had gemeld, kreeg ik van mijn toekomstige werkgever te horen: ‘U begrijpt toch wel dat ik U niet vertrouw….’ – waarop ik het bloed uit mijn hoofd weg voelde stromen en mijzelf hoorde zeggen: ‘natuurlijk meneer Hansen, dat is dan wederzijds – heeft U nog meer vragen?’ Ik werd aangenomen maar ben die opmerking nooit vergeten. En wij zijn ook nooit vrienden geworden. Wel heb ik daar vijf jaar gewerkt en veel geleerd.
Intussen voelde ik mij in de kliniek zeer welkom en liep daarom nogal eens langs om te kletsen met de werkers en niet te vergeten de patienten. Dat leidde ertoe dat ik in mijn vrije tijd betrokken raakte bij allerlei activiteiten binnen die instelling. En hieruit ontstond een plezierige relatie met het gevolg dat ik na enkele jaren als secretaris in het bestuur van de instelling werd aangesteld. Dit was vrijwilligerswerk. Maar toch. Van het een komt het ander. Weer enige tijd later ging ik in de Jellinek full time als direkteur aan het werk. Althans dat voorstel werd door de instelling aan de subsidiegevers gedaan. En zo kon het gebeuren dat hierover een beslissende vergadering in Den Haag werd belegd op een van de in dit verband belangrijkste departementen. Dat was toen nog het ministerie van Justitie. Ik zal nooit vergeten hoe ik daar ‘op zicht’ kwam en in een groot gezelschap van vergaderende ambtenaren werd doorgelicht op mijn practische en theoretische kwaliteiten en opvattingen omtrent het gecombineerde onderwerp ‘verslaving en strafrecht’ (en in de marge ongetwijfeld met een schuin oog tevens mijn persoonlijke patienten-verleden tegen het licht werd gehouden). Kennelijk heb ik mij toen ‘aannemelijk’ gedragen. Maar ik had hetzelfde gevoel als bij mijn voormelde botsing met ‘meneer’ Hansen, namelijk dat deze mensen vanuit een andere wereld bezig waren gezamenlijk zich af te vragen of dit nou wel allemaal zo zou moeten. En dat geeft dan spanning. Voor al die mensen. En voor mijzelf idem dito natuurlijk. Het is allemaal positief opgelost, dat wel. Maar nog steeds kan ik mij die situatie weer glashelder voor de geest halen. De elementen ‘schuld, schaamte en straf’ zijn daarin, onuitgesproken, duidelijk aanwezig. En ik heb geleerd dat het juist dan erop aankomt goed te blijven nadenken, niet in paniek te raken, goed adem halen, mensen blijven aankijken, je niet verstoppen en merken dat niemand je gaat slaan, uitlachen of iets van dien aard. Het is een beetje een proef. En als je die doorkomt, dan kan je verder. Heb ik gemerkt. En dan hoef je ook niet meer anonimiteit te bedrijven, zoals dat wel, en nog steeds, gebeurt in de wereld van de zelfhelp, AA daarbij voorop. Kortom, de schaamte voorbij, actie, rug rechten en je niet schamen voor het verleden. Zorgen dat je conditie steeds beter wordt en dan gaat vanzelf de zon weer schijnen. Dat klinkt misschien kinderachtig. Maar ik heb het wel zo beleefd. En nog steeds zelfs.
Aangezien maatschappelijk gezien het verschijnsel ‘verslaving’ overgoten is met gevoelens van falen, schuld en schaamte, is het absoluut logisch dat de betrokkenen zelf, dus ‘de verslaafden’, en vaak in niet mindere mate gaat dat ook op voor de directe omgeving, met name dus de omringende familie, zoeken naar manieren om als zodanig maar vooral niet op te vallen. En wat is daartoe dan het meest voor de hand liggende middel: gebruik maken van de formule van de anonimiteit. In de AA noemen ‘wij’ elkaar ‘dus’ bij de voornaam, vermelden hooguit de stad of streek waar we wonen (bijv. ik ben Piet Rotterdam – of Jan Den Haag – of Kees …., met de toevoeging ‘en ik ben alcoholist’), waarop de zaal verondersteld wordt enthousiast te roepen: dag Jan, … enz. en leven vervolgens in de illusie aldus volwaardig te kunnen resocialiseren.
Voornoemde invalshoek gaat over de groep en daarmee ook over de plaats welke deze in de samenleving is gaan innemen. Hierin is namelijk de gewoonte blijven bestaan elkaar met de voornaam aan te spreken – zeg maar te kennen. Zelf ervaar ik dit nog steeds als een wederzijds gebaar van respect en vertrouwen – eigenlijk laat je elkaar aldus veel dichter toe dan wanneer je met achternamen en ‘U’ zou communiceren. Dus in dat opzicht is er sprake van elkaar juist niet op afstand zetten: het onderlinge contact blijkt aanzienlijk vertrouwelijker dan het gebruikelijke in onze samenleving. Immers, in de wekelijkse groepsontmoetingen gaat het over wezenlijke zaken. En dan leer je elkaar, zeker op den duur, beter kennen dan in welke andere algemeen maatschappelijke context dan ook. Dat betekent practisch dat de anonimiteit beperkt blijft tot de verhouding van de groep(-sdeelnemers) ten opzichte van de buitenwereld. Gesteld althans dat de individuele groepsdeelnemers, buiten groepsverband, onderling tegenover elkaar en tegenover derden bereid en in staat zijn te zwijgen over hun groepservaringen. Eerlijk gezegd heb ik zelf in al die jaren wekelijks groepsbezoek, nog nooit iemand ontmoet van een dergelijk autistisch kaliber dat buiten groepsverband niet ook juist over de groep zou worden gesproken. Dat is gewoon onzin. Nog afgezien van mijn eigen ervaring, waaruit ik kan melden dat ik zonder uitzondering, wekelijks na mijn groepsbezoek naar huis fiets en de zojuist afgesloten avond doorneem met mijn partner. Een vast ritueel.
Maar er is nog een ander soort kanttekening te maken: zo lang je elkaar ‘slechts’ kent met de voornaam, blijft in beginsel ieders burgerlijke staat buiten het gesprek en dus ook onbekend. Binnen de voormalige cultuur van schuld en schaamte paste dat ook. Zoiets werkt bevrijdend – en dan is het ook goed mogelijk je te beperken tot waar het in een groep om gaat. Maar je moet wel oppassen voor kromme redeneringen – het is nou eenmaal een gegeven dat je elkaar steeds beter leert kennen. Dat zijn onherroepelijke en m.i. ook heel gezonde processen. En daarin is het automatisch wegvallen van de wederzijdse anonimiteit een volstrekt logisch gebeuren. En dat spreekt al helemaal voor zichzelf, zodra de samenleving verslaving als ziekte en niet meer als zonde heeft leren ontdekken en als zodanig ook bekostigt. Dan ligt het voor de hand dat de betrokkenen zich ook niet langer schuil houden, resp. schamen, kortom afrekenen met het begrip anonimiteit in de voornoemde betekenis van het woord, d.w.z. om iets te verbergen. Terwijl het natuurlijk tevens heel goed mogelijk is het gebruik van dat woord te handhaven door het toekennen van een andere waarde, zoals voornamen in het algemeen een vertrouwelijke inhoud kunnen dragen, welke achternamen per definitie ontberen. En in deze laatste betekenis zit dan eigenlijk een verborgen waarde besloten, die handhaving van de gewoonte absoluut weer rechtvaardigt. Kortom, in allerlei opzichten zijn er formules denkbaar waardoor de gewoonte heel gewoon kan blijven bestaan.

4. Tot slot: promotie en werving.
Een laatste opmerking: zolang ik met deze cluster van onderwerpen te maken heb – en naar mijn gevoel gaat ‘t over zeer wezenlijke zaken – is er sprake van een doorlopende hoeveelheid nieuwe (technische en therapeutische) vindingen en ontwikkelingen op gebieden van emancipatie, acceptatie en openheid. Deze ‘vernieuwingen’ binnen de samenleving(-en) worden natuurlijk niet eenduidig beoordeeld, nog afgezien van het feit dat vermeende ‘nieuwe’ inzichten niet zelden als herhaling van het verleden kunnen worden geduid. Persoonlijk vind ik het leven juist door deze elementen toenemend spannend en inspirerend. Maar ik weet dat andere mensen daarover anders kunnen denken en voelen. En dat blijkt ook maar eens te meer als je met elkaar hierover aan de praat raakt. Des te beter zou ik zeggen. Het geeft telkens weer nieuwe confrontaties en voorkomt dat we in een gezapig ‘niets veranderen’ kunnen terugzakken. Op haast ieder gebied.
Technisch bijvoorbeeld is communicatie razendsnel en zeer fundamenteel ‘door-’ontwikkeld en daarvan is het einde absoluut nog niet in zicht – vroeger gaf je elkaar misschien een telefoonnummer en een voornaam: nu bestaat internet met een schat aan persoonlijke gegevens – mobiele telefoontjes, enz., enz. – alles bij elkaar geloof ik dat de traditionele anonimiteit/privacy niet meer bestaat en dat betekent dat je daarmee maar beter rekening kunt houden bij de communicatie met de medemens. Kortom, laten we gewoon ervan uitgaan dat we van elkaar alles weten, niks meer hoeven te verbergen, ons niet meer hoeven te schamen. En dat is dan ook allemaal pure winst: niet meer veinzen of fraai doen, maar gewoon jezelf kunnen zijn! In dat opzicht brengt de nieuwe tijd ons dus ook goede berichten! En waar blijf je dan met kernbegrippen als ‘anonimiteit’?
Afkomstig uit de oorsprong van de beweging van de Anonieme Alcoholisten: 1935 – USA. Het begrip ‘anonimiteit’ levert de uitgangsstelling van deze beweging: namelijk dat eenieder, ongeacht het persoonlijk verleden, het recht heeft deel te nemen aan dit programma, terwijl omgekeerd ook AA-deelnemers bij externe aktiviteiten anonimiteit zullen betrachten. Daarnaast is iedere deelnemer verplicht de anonimiteit te respecteren van de overige deelnemers. En dan heb je het in de eerste plaats over ‘de groep’. Kortom, tegenover buitenstaanders houdt je kiezen op elkaar als het erom gaat welke personen ‘de groep’ bezoeken. Daarnaast bestaan geen beperkingen en is er dus een volstrekte vrijheid om de inhoud van groepsgesprekken naar buiten te brengen. Zelfs dat laatste is zeer duidelijk ook een onderdeel van het AA-programma als zodanig; zie stap 12: het advies, cq de oproep om ‘de boodschap’ verder te brengen, opdat buitenstaanders hiermee hun voordeel kunnen doen.

Een recente ontwikkeling in de nederlandse verslavingscircuit is de introductie van het AA-programma binnen de professionele zorg onder de naam Minnesota-model, afkomstig uit de USA. Toen in 1947 de toenmalige directeur van het Jellinek-centrum in Amsterdam tevergeefs trachtte het AA-programma in zijn situatie aan de medewerkers te introduceren, was hij gewoon hiermee 50 jaar te vroeg. Thans wordt hieraan op een aantal plaatsen in ons land met veel inzet en enthousiasme concreet inhoud gegeven. Nederlandse medewerkers zijn in dit kader getraind in amerika (Hazelden) en vervolgens hier aan de slag gegaan. Het is te hopen dat deze ontwikkeling voldoende flexibel zal blijken zodat deze nu wel substantieel zal kunnen bijdragen aan de integratie van een efficient en compleet zorgsysteem in deze sektor, want dat kan onze samenleving absoluut goed gebruiken. Een critische kanttekening mijnerzijds: ik weet dat in de amerikaanse programma’s is afgerekend met het fenomeen ‘roken’: een aantal nederlandse aspirant-werkers lapt dit uitgangspunt, volgens mijn informatie, aan hun laars. Hiermee maak je je hele, hoopgevende, ‘vernieuwing’ mijns inziens in een klap ongeloofwaardig = onderwerp om eens goed over na te denken.

Dees Postma, oktober 2009 – Spinhuissteeg 5 c, 1012 CJ Amsterdam – dees.postma@xs4all.nl

No comments yet.

Leave a comment

WP_Big_City

Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.